De algemene reserves bestaan uit de Algemene Reserve (AR) en de Algemene Vrije Reserve (AVR). Beide vervullen een bufferfunctie.

De Algemene Reserve vervult daarnaast een belangrijke inkomensfunctie voor de gewone dienst. De rente van deze reserve wordt standaard toegerekend aan de exploitatie.

De rente van de Algemene Vrije Reserve wordt in principe toegerekend aan de reserve zelf. Daardoor kan de AVR wel aangewend worden om incidentele lasten te dekken zonder dat dit invloed heeft op de begroting. Ook worden incidentele baten aan de AVR toegevoegd.

De boekwaarde 1 januari bij het onderdeel rekeningresultaat betreft het resultaat 2016 dat middels besluitvorming over de resultaatbestemming 2016 in 2017 wordt toegevoegd aan de Algemene Vrije Reserve.